07 dec Waarom een adviesbureau voor non-profits?
Anno 2020 telt Nederland 150.000 verenigingen en stichtingen en zo’n 5.000 sociale ondernemingen. De bereidheid in Nederland om geld te geven en werk te doen als vrijwilliger is nog altijd hoog. Maar de samenleving verandert in rap tempo. We worden steeds individualistischer, onze onderlinge binding neemt af evenals de solidariteit en nieuwe technologische innovaties hebben de dagelijkse praktijk voor verenigingen en stichtingen blijvend veranderd. Willen ze relevant en vitaal blijven, dan zullen deze organisaties zich aan moeten passen aan deze nieuwe omstandigheden. Van Noortwijck helpt non-profits om de uitdagingen die deze nieuwe omstandigheden met zich meebrengen het hoofd te bieden.
Steeds meer vrijwilligersorganisaties voelen het knellen van een teruglopend bestand aan vrijwilligers. Nu de babyboomgeneratie (1946-1964) halverwege haar pensioneringsgolf zit – de laatsten zullen in 2030 met pensioen gaan – zien we grote veranderingen optreden in samenstelling en cultuur in vrijwilligersland. Onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau toont aan dat juist ouderen en zij die niet (meer) werken minder aan vrijwilligerswerk doen. Dit betekent dat binnen 10 jaar de volgende generaties het stokje definitief overnemen. En generatie X (1965-1981), Y (1982-1995) en Z (1995-2010) vertonen wezenlijk andere karaktertrekken dan de zo bepalende Babyboomgeneratie. Waarom is dit iets om bij stil te staan?
Deze demografische verschuiving is misschien wel de grootste factor van belang de komende decennia in vrijwilligersland. In 2020 is 45% van de EU-bevolking ouder dan 50 jaar. In 2040 zelfs 50%. Tussen 2000 en 2050 zal het aantal 65-plussers verdubbelen, het aantal 75-plussers verdrievoudigen en het aantal 85-plussers vervijfvoudigen. Tegelijkertijd ontgroent Nederland en wordt de groep jongeren die gaat werken steeds kleiner. De gevolgen zijn dramatisch: in 2014 maken jongeren tot 19 jaar 23,3% (3,8 miljoen jongeren) van de Nederlandse bevolking uit. In 2020 is dit gedaald tot 20,1% (3,2 miljoen).
Deze verschuiving in menselijk kapitaal vormt de grootste bedreiging voor verenigingen en stichtingen, omdat de meesten volledig worden bestuurd en gesteund door de babyboomgeneratie. Maar weinig organisaties hebben strategieën bedacht om de massale uittocht van bestuursleden, voorzitters, toegewijde vrijwilligers en leden op te vangen. Het ontbreken van deze strategieën en noodzakelijke organisatorische veranderingen zijn aanleiding geweest voor Oscar Kramer om organisatieadviesbureau Van Noortwijck op te richten.
Kunnen vrijwilligers en medewerkers van verenigingen en stichtingen dan niet zelf antwoord geven op de uitdagingen van deze tijd? Dat is zeker een mogelijkheid. Afhankelijk van de kennis en kunde van de desbetreffende persoon en of diegene genoeg tijd heeft is slechts een werkende internetverbinding nodig om alle informatie bij elkaar te sprokkelen. Maar lang niet iedere organisatie beschikt over de juiste persoon en in het algemeen ontbreekt het nu juist aan tijd. Het zijn nu al te weinig schouders die te veel werk moeten doen.
Veel verenigingen en stichtingen zijn aangesloten bij bonden en soortgelijke belangenbehartigers. Deze vaak landelijk opererende organisaties hebben beschikking over een professionele staf en kantoor. Maar ook zij hebben meer dan eens tekort aan geld, tijd en kennis. Gelukkig zijn deze landelijke partijen op hun beurt weer aangesloten bij eigen koepels die verschillende landelijke partijen bundelen. Denk aan NOC*NSF voor sportverenigingen. Allemaal in de hoop om advies en begeleiding te krijgen op onder andere dit soort onderwerpen. Maar nu zijn die grote koepels zelf ook verenigingen en stichtingen en hebben zij evengoed behoefte aan advies en ondersteuning. Om die reden roepen zij vaak de hulp in van onderzoek- en organisatieadvies bureaus met klinkende namen. Deze bureaus zijn voornamelijk gericht op organisaties met een winstoogmerk en dat is terug te zien in hun adviezen en rapporten. Met als gevolg dat de resultaten van dergelijke trajecten regelmatig niet goed aansluiten bij de cultuur en werkwijzen van verenigingen en stichtingen. Een non-profit is tenslotte wezenlijk anders georganiseerd dan een bedrijf met een winstoogmerk. Om nog maar niet te spreken over de grote afstand van deze landelijke koepels tot lokale organisaties en mensen.
Of Van Noortwijck nu een opdracht uitvoert voor een landelijke of een lokale organisatie de focus ligt altijd op de menselijke maat en de dagelijkse praktijk.
Geen reactie's